Terug
Gepubliceerd op 19/07/2022

2022_CBS_00913 - Ontwerp Lokaal Materialenplan 2023-2030: opmerkingen Ibogem en gemeente: voorstel tot goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
di 12/07/2022 - 13:30 Digitale zitting
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

André Van de Vyver, burgemeester; Ann Van Damme, schepen; Bruno Byl, schepen; Denise Melis-De Lamper, schepen; Veerle Beernaert, schepen; Steven Vervaet, schepen; Ilse Weynants, algemeen directeur

Secretaris

Ilse Weynants, algemeen directeur

Voorzitter

André Van de Vyver, burgemeester

Stemming op het agendapunt

2022_CBS_00913 - Ontwerp Lokaal Materialenplan 2023-2030: opmerkingen Ibogem en gemeente: voorstel tot goedkeuring

Aanwezig

André Van de Vyver, Ann Van Damme, Bruno Byl, Denise Melis-De Lamper, Veerle Beernaert, Steven Vervaet, Ilse Weynants
Stemmen voor 6
Bruno Byl, Ann Van Damme, Denise Melis-De Lamper, Veerle Beernaert, Steven Vervaet, André Van de Vyver
Stemmen tegen 0
Onthoudingen 0
Blanco stemmen 0
Ongeldige stemmen 0
2022_CBS_00913 - Ontwerp Lokaal Materialenplan 2023-2030: opmerkingen Ibogem en gemeente: voorstel tot goedkeuring 2022_CBS_00913 - Ontwerp Lokaal Materialenplan 2023-2030: opmerkingen Ibogem en gemeente: voorstel tot goedkeuring

Motivering

Motivering

In opvolging van het huidige Uitvoeringsplan, stelde de Ovam dus een ontwerp op, dat in openbaar onderzoek ligt tot 31 juli 2022.

Aangezien de bepalingen van dit ontwerp Lokaal Materialenplan voor zowel de gemeente als voor Ibogem een budgettaire en personeelsimpact heeft, is het aangewezen om een reactie te versturen naar de Ovam.

Ibogem en de milieudiensten van Zwijndrecht, Beveren en Kruibeke hebben gezamenlijk een standpunt ingenomen. De inhoud ervan wordt hieronder weergegeven.

1. Afvalvoorkoming is hoogste prioriteit

Het beleid heeft de afgelopen jaren heel sterk de focus gelegd op selectieve inzameling en recyclage. Dat is belangrijk, maar in een circulaire economie is dat eigenlijk één van de laatste te verkiezen opties. Het uitvoeringsplan moet in de eerste plaats een sterke visie bevatten op afvalpreventie, ecodesign, deeleconomie, herstel, hergebruik, en pas dan op recyclage. Voor de biologische kringloop gaat dezelfde vergelijking op: de selectieve inzameling van bioafval zou ondergeschikt moeten zijn aan maatregelen zoals thuiscomposteren, ecologisch tuinieren en het vermijden van voedselverspilling.

In vergelijking met de strenge doelstellingen die gemeenten reeds lange tijd opgelegd krijgen, is het niet verdedigbaar dat er geen kwantificeerbare doelstellingen zijn voor bijvoorbeeld de preventie van eenmalige verpakkingen. De link tussen eenmalige verpakkingen en zwerfvuil is onmiskenbaar. Het halen van de zwerfvuildoelstellingen is niet haalbaar zonder een significante daling van de op de markt gebrachte eenmalige verpakkingen. Zo stelt het ontwerpplan dat het totaal ingezameld zwerfvuil aan de grond tegen 2030 moet dalen met 20 % en dat het aantal stuks zwerfvuil per 100 m² (en dit voornamelijk in autostradeparkings, afvalverzamelpunten, openbaar vervoer stopplaatsen, hoofdstructuurwegen, centrumstraten, winkelwandelstraten) ook daalt met 20 % tegen 2030.

Bij de voedselverpakkingen mag men niet enkel kijken naar kunststof voedselverpakkingen. Het kan niet de bedoeling zijn dat er een shift is van kunststofwegwerpverpakkingen naar wegwerp­verpakkingen uit andere materialen. De doelstelling om te streven naar een daling van het textiel­afval van huishoudens is geen preventiedoelstelling. Het is beter om te streven naar een daling van de hoeveelheid nieuw op de markt gebrachte textielproducten. De preventie- en hergebruik­doelstellingen worden bovendien best geformuleerd op basis van gewicht, volume en aantal.

Ook bij de opvolging van het product-specifieke hergebruik is het beter om dit niet alleen op te volgen in gewicht (kg), maar ook in aantallen. Voor verschillende stromen is dat relevant aangezien de producten lichter worden (meubelen, elektronische apparaten,…). Producenten van verpakkingen maken hun verpakkingen steeds dunner om grondstoffen te besparen. Het totaal gewicht kan dus een fout beeld schetsen van de evolutie van de op de markt gebrachte verpakkingen en weerspiegelt niet hoeveel verpakkingen er in aantallen op de markt komen. Een doelstelling enkel op basis van gewicht kan het effect hebben dat producenten meer inzetten op dunnere verpakkingen die vaak moeilijker recycleerbaar zijn, waardoor de aantallen wel hetzelfde blijven. Om de effectieve evolutie van de op markt gebrachte verpakkingen op te volgen, gebruikt men beter het aantal stuks of volume.

In het ontwerpplan worden verschillende acties ondernomen om duurzame alternatieven aan de burger aan te bieden, maar take-away en on-the-go consumptie blijven buiten schot. Dat is evenwel een grote bron van zwerfvuil en onnodig afval. Producenten die take-away aanbieden zouden moeten verplicht worden om een herbruikbaar alternatief aan te bieden, analoog met de nieuwe wetgeving in Nederland.

ACTIE 10: De OVAM maakt samen met VVSG-Interafval een lijst op met openbare locaties waar toegang tot drinkbaar leidingwater een meerwaarde vormt. Op die plekken zorgen de lokale besturen in de loop van de planperiode voor drinkwaterfonteinen of andere infrastructuur. Bij onvoldoende vooruitgang, wordt een verplichting via het VLAREMA of andere (Vlaamse) wetgeving overwogen.

De dienst Milieu stelt voor dat de eventuele verplichting tot het plaatsen van drinkwaterfonteinen of andere infrastructuur die toegang geeft tot drinkbaar leidingwater op openbare plaatsen financieel wordt ondersteund via het subsidiebesluit afval.

2. Doelstellingen

In de volgende planperiode wordt een grote inspanning verwacht van de gemeenten inzake de verdere reductie van het restafval. Op Vlaams niveau moet dit evolueren naar 100 kg/inw. tegen 2030. Van de bedrijven wordt een gelijkaardige inspanning verwacht, namelijk een daling met 30% van de hoeveelheid bedrijfsrestafval.

De OVAM valt in tweede instantie terug op de sorteeranalyse huisvuil, die het grootste deel uitmaakt van het huishoudelijk restafval. De meest recente sorteeranalyse geeft aan dat er nog 78 kg recycleerbaar afval in het huisvuil aanwezig is, op een totaal van 119 kg. Sleutelfracties om de hoeveelheid huisvuil te reduceren zijn keukenafval, verpakkingen en luiers/hygiënische fractie. Bij de reductieberekeningen wordt echter geen rekening gehouden met het aandeel van de selectieve afvalsoorten in het huisvuil ten opzichte van de totale inzameling van deze afvalsoorten. Zo kan het zijn dat een welbepaalde afvalsoort ogenschijnlijk nog in grote hoeveelheden in het restafval aanwezig is, terwijl we nog veel meer van die afvalsoort vandaag al selectief inzamelen. De laatste procenten zijn immers niet eenvoudig uit het huisvuil te halen.

De gemeentebesturen laten opdraaien voor deze bijkomende inspanningen voor nog meer selectievere inzamelingen is niet haalbaar en correct. Er is nood aan gedragswijzigingen bij de inwoners en producenten. Lokale besturen hebben hierin slechts een gedeelde verantwoordelijkheid. Zonder ingrepen aan de bron zal een verdere reductie van het restafval niet evident zijn. Reductie restafval is een gezamenlijke opdracht van gemeenten en Vlaamse Overheid.

Het ontwerpplan stelt op pagina 71 dat de veralgemeende inzameling van gft in containers het grootste reductiepotentieel biedt voor het huisvuil, en dat dit scenario ook de grootste milieubaat kent als bij verwerking gekozen wordt voor voorvergisting in combinatie met nacompostering.

Lokale besturen kunnen voor specifieke doelgroepen van burgers tegemoetkomingen voorzien in hun afvalkost. De Vlaamse Regering heeft de intentie om in het Vlarema randvoorwaarden op te nemen voor tegemoetkomen in de afvalfactuur. De ontwerptekst van het plan geeft evenwel al richting aan deze voorwaarden:

- ze worden beperkt tot twee doelgroepen: burgers die onvermijdelijk een grote hoeveelheid afval produceren ten gevolge van omstandigheden, zoals een aandoening of conditie waar ze zelf geen vat (bijvoorbeeld incontinentie) op hebben en burgers die het financieel moeilijk hebben;

- de ondersteuning gebeurt bij voorkeur in een combinatie van ondersteuning voor restafval én selectieve fracties;

- het is niet toegelaten om via ondersteuning de burger volledig te ontlasten van zijn afvalkosten voor huis- en grofvuil. Volgens het ontwerpplan hoort het reglement te allen tijde de burger te blijven uitdagen;

- tegemoetkomingen voor alle burgers of grote categorieën burgers die niet met een bepaalde aandoening of in een precaire financiële situatie zitten, kunnen niet.

De tegemoetkomingen zijn een bevoegdheid en beleidskeuze van de lokale besturen. Daarnaast ook volgende opmerkingen:

- de tegemoetkoming voor gezinnen met een grote hoeveelheid afval maakt geen melding van een tegemoetkoming voor gezinnen met veel luierafval van kleine kinderen. Nochtans worden kinderen in het hele sociale zekerheidssysteem als sociaal risico aanzien (cfr. kinderbijslag voor alle doelgroepen).

- een passage zoals “het reglement dient te allen tijde de burger te blijven uitdagen” is ongepast in het kader van een armoedeproblematiek.

- ACTIE 45: In de periode 2024 tot en met 2027 wordt elke lokale overheid gevraagd jaarlijks minstens 1 controle te doen op de selectieve inzameling per 100 bedrijven die op haar grondgebied actief zijn. In de periode 2028-2030 wordt gevraagd de inspanning te verhogen naar jaarlijks minstens 1 controle per 50 bedrijven actief op het grondgebied. Voor onze gemeente zou dit betekenen dat er vanaf 2024 tot 2030 enkele tientallen jaarlijkse bedrijfscontroles zouden moeten gebeuren. Gemeentebesturen moeten nu al veel tijd steken in bijkomende verplichte rapportages en acties. Niettegenstaande dit in het ontwerp nog maar voorligt als een te halen streefcijfer vrezen wij dat dit toekomstgericht zal omgezet worden naar een verplichting wat voor vele lokale besturen een bijkomende extra personeelsbelasting zal vormen. Het streefcijfer zou geen verplichting mogen worden. Elk bestuur doet wat het kan binnen de huidige personeelsbezetting en mag niet beoordeeld worden op het aantal uitgevoerde controles !

- Bij de lokaal in te zamelen stromen staat dat gft minstens elke 14 dagen dient te worden ingezameld maar dat dit in dezelfde week dient te gebeuren als de inzameling van restafval! De verplichte inzameling van groenafval in dezelfde week als het restafval is onmogelijk en geeft een veel hogere kostprijs. Er moeten meer vrachtwagens worden aangekocht en er moeten meer mensen worden ingezet voor de inzameling. De lokale besturen moeten zelf de frequentie kunnen bepalen.

- Bovendien vermeldt het ontwerpplan dat het opgeruimde zwerfvuil en het selectief ingezamelde afval van sluikstorten niet langer meetelt voor de gemeentelijke restafvaldoelstelling. De dienst Milieu ondersteunt dit initiatief, maar wijst er op dat 20% van het veegvuil ook beschouwd wordt als zwerfvuil. Uit het ontwerpplan is niet duidelijk of dit aandeel al dan niet meetelt voor de gemeentelijke restafvaldoelstelling. 

- De dienst Milieu vindt het in ieder geval logisch mocht dit niet meetellen en stelt bijgevolg voor om in de tekst te verduidelijken dat 20% van het opgeruimde veegvuil niet meetelt voor de gemeentelijke restafvaldoelstelling.

3. Zwerfvuil- en sluikstortbeleid

Het huidige zwerfvuilbeleid van de Vlaamse Regering volstaat momenteel niet om de beleidsdoelstellingen te halen:

  • de netheidsindex wijst in 2020 op een verbetering van 2 van de 3 slechtste doelplaatsen ten opzichte van 2014: afvalverzamelplaatsen en stopplaatsen openbaar vervoer scoren significant beter, autosnelwegparkings significant slechter. Het is vooralsnog onduidelijk welke impact de Coronapandemie heeft op die resultaten (minder gebruik van openbaar vervoer, tijdelijke sluiting van een aantal afvalverzamelplaatsen zoals recyclageparken en textielcontainers). De Vlaamse Regering stelt als doelstelling in 2022 een verbetering van de netheidsindex voor de 3 slechtste doelplaatsen met 10% ten opzichte van 2014. Tegelijkertijd mag de netheid op de andere doelplaatsen niet verslechteren. 
  • De hoeveelheid opgeruimd zwerfvuil in Vlaanderen in 2019 bedroeg 22.641 ton. Dat is een stijging met 11% ten opzichte van 2015. De Vlaamse Regering stelt in het huidige uitvoeringsplan als doelstelling een daling van 20% ten opzichte van 2015 voorop.

Conclusie kan zijn dat de lokale besturen er in slagen de netheid van het openbaar domein minstens op een zelfde niveau te houden, maar dat ze daarvoor steeds meer zwerfvuil moeten opruimen. Het curatief beleid lijkt zijn vruchten af te werpen, maar er is een manifest gebrek aan preventief beleid.

Hoewel het afval van straatvuilnisbakken geen zwerfvuil is, maakt het plaatsen van vuilnisbakken wel integraal deel uit van het lokale beleid tegen zwerfvuil.

Actie 69 bevat een aantal minimale beleidsacties die lokale besturen moeten uitvoeren in het kader van hun lokaal zwerfvuil) en sluikstortbeleid. Volgens de tekst op pagina 129 wordt dit gekoppeld aan de vergoeding van de producenten voor de zwerfvuilkosten. Op het moment van het openbaar onderzoek is er nog geen concrete indicatie dat de lokale besturen vanaf 1 januari 2023 effectief door producenten zullen vergoed worden voor de zwerfvuilkosten. Integendeel, Fost Plus, Comeos en Fevia lanceerden recent een voorstel om het beheer van zwerfvuil te integreren in de werking van Fost Plus. Er is geen enkele garantie  dat lokale besturen effectief zullen vergoed worden voor alle kosten.

Bovendien stelt het ontwerpplan dat het totaal ingezameld zwerfvuil aan de grond tegen 2030 moet dalen met 20 % en dat het aantal stuks zwerfvuil per 100 m² (en dit voornamelijk in autostradeparkings, afvalverzamelpunten, openbaar vervoer stopplaatsen, hoofdstructuurwegen, centrumstraten, winkelwandelstraten) ook daalt met 20 % tegen 2030. Heel wat gemeentebesturen hebben een grote vrijwilligerswerking voor inzamelen zwerfvuil. Ervan uitgaan dat enkel door middel van sensibilisering en handhaving een reductie van 20 % van het zwerfvuil een haalbare kaart is, is niet realistisch. Er zal, zoals reeds aangehaald, moeten worden ingezet op productaanpassingen, vermindering éénmalige verpakkingen, statiegeldinvoering,….

Tevens stelt actie 69: - Elk lokaal bestuur heeft een vuilnisbakkenplan tegen het einde van de planperiode of heeft het bestaande vuilnisbakkenplan geoptimaliseerd. Elk lokaal bestuur doorloopt de volledige cyclus van een vuilnisbakkenplan (nulmeting, analyse, maatregelen en effectmeting); - Elk lokaal bestuur pakt minstens drie locaties aan die een zwerfvuil- en/of sluikstort-hotspot vormen binnen de planperiode en rapporteert daarover met metingen voor en na de implementatie van één of meerdere maatregelen. Dit vuilnisbakkenplan zal een impact hebben op de snelheid van lediging van de straatvuilbakjes en dus ook extra personeelsinzet vergen. Er komt heel wat registratie en opvolging bij kijken voor de op ons grondgebied meer dan 500 aanwezige straatvuilbakken. Het straatvuilbakkenplan zou geen verplichting maar advisering moeten blijven zoals in het huidige plan.

Bovendien zou er volgens actie 59 geen financiële ondersteuning meer zijn voor de gemeenten die een vuilnisbakkenplan ontwikkelen. Nochtans is dat vandaag wel het geval via Mooimakers.

Wij stellen vanuit dienst Milieu voor om actie 59 als volgt te herformuleren: “Lokale en bovenlokale besturen werken met een actueel vuilnisbakkenplan. Mooimakers ondersteunt hen daarbij. Lokale besturen kunnen (gratis) gebruik maken van de webapplicatie ‘vuilnisbakkenplan’ in ‘Mijn Mooie Straat’. Lokale besturen krijgen ook ondersteuning in de vorm van kennisdeling, infosessies, begeleiding op maat en financiële ondersteuning.

4. Lokale besturen als partner voor asbestafbouwbeleid Vlaamse Regering

Tegen 2040 leven we in een asbestveilig Vlaanderen en worden we in ons dagelijks leven niet meer blootgesteld aan asbestvezels, dat is een belangrijke doelstelling van het in 2018 goedgekeurde actieplan Asbestafbouw van de Vlaamse Regering. Al sinds 2006 kunnen inwoners beperkte hoeveelheden asbestcement kosteloos afleveren op het recyclagepark. De afgelopen jaren zette de Vlaamse overheid in samenwerking met lokale besturen in op de ophaling aan huis van asbestcement. Door deze goede wisselwerking tussen de lokale en Vlaamse overheid wordt asbestcement eind 2020 in ruim 80% van de Vlaamse gemeenten aan huis opgehaald. Op die manier realiseren de lokale besturen mee de doelstellingen van het Vlaamse asbestafbouwbeleid. Inzameling op de recyclageparken is een middel, doch gezien de veiligheidsproblematiek kan dit toch best vermeden worden en zou alle asbest beter door gespecialiseerde bedrijven worden verwijderd.

5. Wentel de kosten niet volledig af op de lokale besturen

Subsidies hebben in het verleden hun nut aangetoond om lokale besturen effectief aan te sporen tot het nemen van extra maatregelen of het doen van bijkomende investeringen. In het kader van de begrotingsbesprekingen begroting 2022 besliste de Vlaamse Regering om jaarlijks 5 miljoen euro te besparen op de subsidies voor lokaal afvalbeleid. Voor 2022 werd de besparing nog gereduceerd tot 2,5 miljoen euro, maar in 2023 zou de besparing van 5 miljoen euro aangehouden worden.  Enerzijds besparen op de middelen en anderzijds grote doelstellingen opleggen aan de lokale besturen is niet haalbaar. De lokale besturen hebben eveneens te kampen met veel financiële uitdagingen en rekenen voor het behalen van de doelstellingen ook op de Vlaamse Regering.

De milieuheffingen op afval blijven een nuttig instrument. Evenwel moeten we mogelijke perverse effecten zoveel mogelijk vermijden. Gemeenten die veel inspanningen leveren om het restafval te beperken, ervaren verhogingen van de heffing op het huishoudelijk restafval als oneerlijk: hun eigen beleidsmarge om dat afval verder terug te dringen, is dan beperkt, waardoor de verhoging van de heffing aankomt als een platte belastingverhoging. Als er al sprake zou zijn van een verhoging van de heffing, dan kiest men wellicht het best voor een modulair systeem, waarbij er geen verhoging is voor de tonnages binnen de vooropgestelde doelstelling.  Verder moet het de bedoeling zijn om de opbrengsten van milieuheffingen zo veel als mogelijk opnieuw te investeren in het afvalbeleid en de kringloopeconomie. Op die manier is de milieuheffing een sturend instrument en niet louter een financierend instrument.

6. Hergebruik

Om de doelstellingen van hergebruik per inwoner te kunnen halen, is ook een degelijk controlemechanisme nodig. Op termijn moeten de kringloopcentra gaan naar een effectieve registratie van de ingezamelde en hergebruikte hoeveelheden op basis van weging. 

7. Selectieve inzameling

Op pagina 69 wordt verwezen naar de verplichting om kleine herbruikbare goederen in te zamelen op het recyclagepark als er geen ander inzamelpunt is in de nabijheid van het recyclagepark. Deze stelling is niet consistent met tabel 4 op pagina 68-69, waaruit blijkt dat de inzameling van herbruikbare goederen niet verplicht is. Ibogem is geen voorstander van een verplichting om herbruikbare goederen in te zamelen op het recyclagepark, mede omwille van het plaatsgebrek op vele recyclageparken.

Hoofdstuk 6.2.1 stelt bovendien dat de loopafstand  voor de burger tot een brengsysteem bij voorkeur maximaal 200 meter is. Volgens de VVSG en onze dienst milieubescherming is een maximale loopafstand enkel relevant bij een ondergrondse inzameling dat in de plaats komt van een inzameling aan huis. Voor een complementair systeem is dat niet aan de orde. Bovendien is 250 meter een meer gangbare loopafstand, zeker in een sterk verstedelijkte context.

Volgens actie 25 gaat de OVAM in gesprek met de betrokken sectoren om de inzameling van geneesmiddelen en gasflessen duidelijker en eenvoudiger te maken voor de burger. Voor gasflessen is er ook een probleem van illegaal op de markt gebrachte flessen of gasflessen van merken die niet aangesloten zijn bij Febupro. Ook hiervoor moet nog een oplossing gevonden worden.

Lokale besturen zien zich nog al te vaak geconfronteerd met afvalstromen waarvoor er in de feiten geen veilige of wettelijke oplossing bestaat. Maar deze stromen komen wel degelijk terecht bij de gemeenten en intercommunales. De problematieken zijn gekend, maar vaak is er geen afdoende oplossing. Het moet de ambitie zijn om eindelijk een oplossing uit te werken voor deze afvalstromen, zodat hierrond rechtszekerheid ontstaat. Het louter ‘in gesprek gaan’ met de betrokken sectoren geeft de lokale besturen weinig vertrouwen dat er op dit vlak op korte termijn iets verandert. Een overzicht van de bestaande probleemstromen:

  • Vuurpijlen en munitie: kunnen in principe niet terecht op recyclageparken omwille van veiligheidsredenen en wettelijke beperkingen. Maar toch leeft soms de behoefte. Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn om voor vuurpijlen een systeem van producentenverantwoordelijkheid op te zetten (inzameling via de verkooppunten, die sowieso aan bepaalde vergunningsplichten en maatregelen moeten voldoen). Voor munitie lijkt een systeem via de veiligheidsdiensten ons te verkiezen omwille van diverse redenen;
  • Visafval afkomstig van botulismeproblemen in waterlopen en andere stromen met biologische verontreiniging (bijvoorbeeld bomen aangetast door roetschorsschimmel);
  • Drugsafval: lokale besturen treffen soms chemicaliën aan, afkomstig van drugslabo’s. Een duidelijke globale regeling hiervoor zou wenselijk zijn;
  • Allerlei gaspatronen: van bijvoorbeeld lachgas uit zwerfvuil of inbeslagnames, maar ook campinggasflesjes. Ook het reeds bestaande terugnamesysteem staat nog niet op punt:
  • Sommige lokale handelaars nemen enkel hun eigen merken terug. Soms zijn zij zelfs niet geïnteresseerd in hun eigen flessen die bij andere verdelers staan, zodat collega’s van concurrerende merken met flessen blijven zitten die niet hun eigendom zijn;
  • Op veel gasflessen zit een levenstermijn van 25 jaar, de waarborg vervalt na 25 jaar en dan worden ze niet meer aanvaard door de verkoper;
  • Het is moeilijk om een afspraak vast te leggen met Febupro, blijkbaar moet men ook op voorhand de aantallen doorgeven en dat is moeilijk;
  • Registraties op de website van Essenscia worden niet altijd beantwoord.
  • Beschadigde batterijen: zeker naarmate we meer Li-Ion-batterijen krijgen op de markt is een sluitend systeem hiervoor wenselijk, gelet op het brandgevaar bij deze batterijen.

Volgens hoofdstuk 6.7 en actie 37 werkt de OVAM tijdens de planperiode aan een aantal nieuwe UPV-regelingen. Deze actie is niet actiegericht genoeg geformuleerd.

Er moet bijkomend onderzoek komen om producentenverantwoordelijkheden ook open te trekken naar een aantal andere afvalstromen zoals bijvoorbeeld moeilijke kunststoffen zoals  speelgoed en andere harde kunststoffen die selectief kunnen worden ingezameld op het recyclagepark. Lokale besturen ondervinden al verschillende jaren problemen met de afzet van kunststofafval. De weinig interessante markt voor kunststofrecyclage laat zich enorm voelen bij lokale besturen. Het afzetten van ingezamelde harde kunststoffen is moeilijk en de kostprijs voor de verwerking is zeer hoog. Via een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid kunnen de maatschappelijke kosten meer verhaald worden op de producenten en worden de producenten gestimuleerd om meer afzetmogelijkheden te ontwikkelen voor hun producten.

Juridische grond

Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Regelgeving bevoegdheid

Artikel 56-57 van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd op basis van artikel 56-57 van het decreet lokaal bestuur

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college neemt kennis van de nota van de dienst Leefomgeving over het ontwerp Lokaal Materialenplan 2023-2030.

Artikel 2

Het college verklaart zich akkoord met de opmerkingen geformuleerd door de dienst Leefomgeving, en vraagt deze over te maken aan de Ovam in het kader van het openbaar onderzoek.


Bijlagen

  • Lokaal Materialenplan. Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval 2023-2030.pdf
  • Lokaal Materialenplan. Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval 2023-2030. Strategisch MER Niet-technische samenvatting.pdf
  • Lokaal Materialenplan. Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval 2023-2030. Strategisch MER.pdf