Het toewijzingsbeleid voor sociale huurwoningen zal vanaf 1 oktober 2023 grondig wijzigen. Hiervoor werden, in samenwerking met Wonen Vlaanderen, informatievergaderingen georganiseerd. Op deze vergaderingen werd voorgesteld om te werken in verschillende fasen. De eerste fase die wordt gezet, heeft betrekking op de bepaling van de lokale binding en op de opstart van de toewijzingsraad.
Vraag 1 aan het college: Wil de gemeente de lokale binding verstrengen?
De bepaling hoe de gemeente ‘lokale binding’ wil definiëren, betreft een gemeenteraadsbeslissing. Elke gemeente van het werkingsgebied kan dit zelf bepalen.
De nieuwe reglementering bepaalt dat de kandidaat-huurder minstens 5 van de 10 jaar onafgebroken in de gemeente (of het werkingsgebied) woont. Deze reglementering verstrengen op lokaal niveau kan, versoepelen kan niet.
Het huidige reglement bepaalt dat de kandidaat-huurder minstens 3 van de 6 jaar onafgebroken in de gemeente woont.
De nieuwe reglementering is met andere woorden al beduidend strenger dan de huidige. Daarom wordt geopteerd de gemeentelijke reglementering niet nog strenger te maken.
Vraag 2 aan het college: Zal de lokale binding van toepassing zijn op de gemeente of op het totale werkingsgebied?
Indien de gemeente kiest voor een toepassing op het totale werkingsgebied, dan moet hierover een consensus zijn bij alle 5 gemeenten. Zwijndrecht prefereert een lokale binding over het totale werkingsgebied. Kandidaat-huurders verhuizen doorgaans vaak (gedwongen) en dit vaak binnen de regio. Indien de lokale binding enkel geldt binnen de eigen gemeente, dan verliezen de kandidaat-huurders hun plaats op de wachtlijst bij verhuisbewegingen binnen de gemeenten van het werkingsgebied. (Ter aanvulling cijfers wachtlijst van elke gemeente in bijlage.)
Vraag 3 aan het college: Gaat het college akkoord met het uitnodigen van de voorgestelde vertegenwoordigers van de doelgroepen in aanloop van de installatie van de toewijzingsraad?
De samenstelling van de toewijzingsraad is deels bepaald in de Vlaamse reglementering: de woonmaatschappij en de gemeenten. Daarnaast kan de toewijzingsraad aangevuld worden met andere woon- en welzijnsactoren. De stuurgroep ter voorbereiding van de woonmaatschappij heeft reeds beslist dat ook de OCMW’s in de toewijzingsraad zullen zetelen.
De vraag die thans voorligt is, welke andere woon- en welzijnsactoren uitgenodigd dienen te worden voor de opstart van de toewijzingsraad. Alle relevante actoren uitnodigen is onmogelijk, dan wel inefficiënt. Vandaar dat onderstaande 3 actoren worden voorgesteld:
Het college van Zwijndrecht stelt voor om ook het CAW Oost-Vlaanderen uit te nodigen voor de opstart van de toewijzingsraad, dit gezien hun ruime kennis met betrekking tot Wonen en Welzijn.
Artikel 40 e.v. van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
Het decreet van 9 juli 2021 houdende wijzigingen van diverse decreten met betrekking tot wonen, waarbij een regelgevend kader met betrekking tot de woonmaatschappijen wordt gecreëerd.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2021 tot wijziging van verschillende besluiten over wonen.
Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de brief van GMH van 31 oktober 2022.
Het college van burgemeester en schepenen wil de lokale binding op haar grondgebied niet verstrengen ten opzichte van de nieuwe reglementering (5 van de 10 jaar onafgebroken gewoond hebben).
Het college van burgemeester en schepenen prefereert een lokale binding over het totale werkingsgebied.
Het college van burgemeester en schepenen gaat akkoord met de voorgestelde actoren als vertegenwoordigers van de doelgroepen in aanloop van de installatie van de toewijzingsraad, én suggereert ook het CAW Oost-Vlaanderen als actor op te nemen.