De gemeentelijke overheid beschikt over een breed gamma aan bevoegdheden om het woon- en ruimtelijk beleid te regelen. Bijgevolg beschikt zij ook over een breed gamma aan verplichtingen en taakstellingen die van haar worden verwacht door andere overheden en de bevolking. In de hierboven geschetste veranderende context moet het gemeentelijk ruimtelijk beleid tegemoetkomen aan onder meer de volgende taakstellingen, uit te werken in concrete projecten en gebiedsgerichte ontwikkelingen, om ruimtelijke kwaliteit en een duurzame woonomgeving te realiseren:
Duurzaam verhogen van het ruimtelijk rendement binnen het bestaande woonweefsel.
Tegemoetkomen aan de stijgende nood aan groen, een nood die logischerwijze voortvloeit uit de toename van het ruimtebeslag voor wonen en een hogere woondichtheid.
Actief realiseren, financieren, renoveren, onderhouden, beheren en subsidiëren van woonondersteunende infrastructuur, klein- en grootschalige ingrepen in de inrichting van het openbaar domein, meubelinfrastructuur, speeltoestellen, e.d.
De uitvoering en evenwichtige spreiding van grondgebonden klimaatadaptieve ingrepen en ecosysteemdiensten op het grondgebied van de gemeente.
Mobiliteitsondersteunende maatregelen voor een verbeterde ontsluiting van een project, woonomgeving of gebied en voor de inrichting van verkeersveilige infrastructuur ten behoeve van de zwakke weggebruiker (trage wegen e.d.).
Binnen deze context zijn er zeer specifieke problemen en uitdagingen rond parkeren waardoor het zoeken naar een goed evenwicht tussen parkeerbalans en goede architectuur niet altijd evident is. Bijkomend worden we geconfronteerd met regularisaties van oude niet vergunde opsplitsingen waar de nieuwe eigenaars vaak geen schuld aan treffen. Om de problematiek te ondervangen wordt er een kader uitgewerkt tot het betalen van een compensatoire vergoeding voor ontbrekende parkeerplaatsen bij omgevingsvergunning of regularisatie van woongebouwen. Dit nieuwe "kader" zal via een later op te maken stedenbouwkundige verordening geformaliseerd moeten worden en fungeert binnen volgende beleidskaders en visie:
Conform art. 75 van het Omgevingsvergunningsdecreet kan de vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een omgevingsvergunning lasten opleggen, die hun oorsprong vinden in het voordeel dat de begunstigde uit de vergunning haalt, en in de bijkomende taken die de overheid door de uitvoering van deze vergunning op zich dient te nemen. Deze taakstellingen kunnen onder meer betrekking hebben op de verwezenlijking of de renovatie van groene ruimten, ruimten voor openbaar nut of infrastructuur met het oog op een verbetering van de mobiliteit. De voormelde taakstellingen zijn hiermee in lijn. De redelijke verhouding tussen de bijkomende taakstelling voor de gemeente en het voordeel dat de begunstigde uit de vergunning haalt dient steeds concreet bepaald te worden op basis van het voorliggende project.
Indien de opgelegde lasten financieel van aard zijn moet dit in de toekomst via een stedenbouwkundige verordening verankerd worden. Dit is een duidelijke verplichting dat beschreven staat in het nieuwe in opmaak zijnde instrumentendecreet (ID) dat normaal gesproken vanaf 1 januari 2024 in voege is.
Concreet voorstel:
Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat er voldoende auto- en fietsparkeerplaatsen beschikbaar zijn bij woonprojecten, zodat de druk op de openbare parkeerruimten beperkt kan worden. De toepassing van een compensatoire vergoeding in de vorm van een stedenbouwkundige last voor het niet invullen van deze noodzaak, kan als billijke regeling dienen om de goede ruimtelijke ordening te bewaken. De mogelijkheid tot het betalen van deze stedenbouwkundige last staat niet gelijk aan een mogelijkheid om stedenbouwkundig onwenselijke rendementsverhogingen af te kopen. De wenselijkheid van een rendementsverhoging wordt steeds contextueel beoordeeld door de gemeentelijke omgevingsambtenaar, ongeacht de eventuele toepassing van een compensatoire vergoeding. De mogelijkheid tot het betalen van een compensatoire vergoeding ontstaat pas nadat de gemeentelijke omgevingsambtenaar tot de conclusie is gekomen dat een rendementsverhoging of de regularisatie daarvan wenselijk is en dat het vanuit stedenbouwkundig oogpunt onmogelijk is om binnen de bestaande situatie een kwaliteitsvol project te realiseren met integratie van alle of een deel van de vereiste auto- en fietsparkeerplaatsen. De middelen die hieruit voortvloeien worden ingezet voor een duurzaam gemeentelijk auto - en fietsparkeerbeleid.
De eventuele compensatoire vergoeding is verschuldigd door de houder van de omgevingsvergunning en wordt vastgesteld als volgt:
Om dit te formaliseren zal er een realisatieconvenant ondertekend worden tussen de aanvrager en het gemeentebestuur voor het indienen van de omgevingsvergunning.
Dit kader is niet van toepassing op eengezinswoningen. Na een gunstig advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar kan het bestuur gemotiveerd afwijken van dit kader. De betaling van een compensatoire vergoeding is niet aan de orde voor ontbrekende autoparkeerplaatsen wanneer en zolang een in de vergunning opgenomen duurzaam autodeelsysteem ter vervanging van maximaal 1/3 van de vereiste plaatsen gehandhaafd blijft.
Er wordt aan de raadsleden gevraagd om dit toekomstige kader te bespreken en te adviseren zodat dit eventueel mee kan genomen worden bij de opmaak van een nieuwe stedenbouwkundige verordening die in de toekomst het bestaande gemeentelijk reglement Stedenbouwkundige Last - reglement voor het opleggen van een stedenbouwkundige last “ruimtelijk rendement” bij de vergunning van woningbouwprojecten, goedgekeurd op 17 november 2022, zal vervangen.
Immers de financiële last is dus volgend jaar niet meer mogelijk zonder stedenbouwkundige verordening! Zo is het voorzien in het Instrumentendecreet (ID). Concreet:
Let wel dit instrumentendecreet (ID) is nog niet goedgekeurd of in werking. De uitvoeringsbesluiten zijn in opmaak.
De gemeentelijke overheid beschikt rechtsmatig over de bevoegdheid om het woon- en ruimtelijk beleid te regelen, zoals bepaald bij het decreet Grond- en Pandenbeleid dd. 27 maart 2009, decreet Vlaamse Wooncode dd. 15 juli 1997 en het Decreet Lokaal Bestuur (Art. 57, §3, 7°).
Voor het afsluiten van overeenkomsten tot vaststelling van stedenbouwkundige ontwikkelingskosten of lasten:
Is de gemeenteraad bevoegd indien de gemeente daden van beschikking stelt die krachtens artikel 43 §2 12° van het Decreet Lokaal Bestuur tot de exclusieve bevoegdheid van de gemeenteraad horen (zoals het verwerven van onroerende goederen).
Is het college bevoegd voor het afsluiten van alle andere overeenkomsten met betrekking tot de vaststelling van stedenbouwkundige ontwikkelingskosten en lasten.
Het wettelijk kader wordt gevormd door het Decreet betreffende de Omgevingsvergunning dd. 25/04/2014, herhaaldelijk gewijzigd en het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 24 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning dd. 27 november 2015, herhaaldelijk gewijzigd, meer bepaald Art. 75, 76 en 77.
De algemene commissie bespreekt dit punt.