Op 27 juni 2023 nam het college kennis van de geactualiseerde schattingsverslagen en van het standpunt van de provincie met betrekking tot de subsidiëring. Op basis van de nieuwe schattingsverslagen ging het college akkoord om de nodige onderhandelingen op te starten en bij gebreke aan akkoord met de betrokken eigenaars om te starten met een onteigeningsprocedure. Een onteigening bestaat uit drie fasen:
We bevinden ons nog steeds in de onderhandelingsfase.
Uit het mondeling en schriftelijk contact dat we hadden met de eigenaars blijkt dat zij geenszins akkoord gaan met de door de gemeente initieel aangeboden prijs.
Ter herinnering:
De gemeente bood een grondwaarde van 147 euro m² aan op basis van het schattingsverslag van landmeter Vermeiren. De eigenaars eisen een vergoeding van de volle waarde van bouwgrond, zijnde 441 euro/m² volgens dat schattingsverslag. De eigenaars van inneming 4 – de kleinste grondinname – eisen daarenboven nog tal van andere vergoedingen en maakten het meeste misbaar tegen de onteigening en tegen de aanleg van het fietspad.
Vervolgens gaf het college aan landmeter Vermeiren de opdracht een raming te doen voor wat betreft de minwaarde van het resterende gedeelte, bijgevolg of op dat vlak een tegemoetkoming kan gedaan worden aan de eigenaars. Landmeter Vermeiren paste het schattingsverslag aan, op vraag van het college. Dat aanbod werd tot op heden nog niet aan hen gedaan omdat er op een bepaald ogenblik de suggestie was om de breedte van het fietspad te verminderen van 5 tot 4 meter, in de hoop dat dit de eigenaars zou overtuigen tot onderhandse verkoop. Vermits deze piste nu niet meer aan de orde is, kunnen we bijgevolg dat nieuwe aanbod doen aan de eigenaars. Concreet komt dat per eigenaar neer op de volgende bedragen (grondwaarde + opstallen + wederbeleggingsvergoeding + minwaarde voor het restant):
We kunnen dit bod doen aan de eigenaars, maar we gaan ervan uit dat deze relatief bescheiden verhoging hen niet over de streep zal trekken, vandaar een voorstel om de lat wat hoger te leggen. Dit voorstel omvat een bedrag dat het gemiddelde is tussen de waarde van bouwgrond (wat zij vragen) en de waarde van de in te nemen grond (wat de gemeente aanbiedt). Concreet zou dat het volgende betekenen:
Inneming 2: (Heidestraat 4):
TOTAAL: 51.703,99 euro (in plaats van 23.563,07 euro wat we hen bij het eerste gesprek aanboden).
Inneming 3: (Heidestraat 6):
TOTAAL: 25.585,03 euro (in plaats van 11.514,97 euro wat we hen bij het eerste gesprek aanboden).
Inneming 4: (Heidestraat 8):
TOTAAL: 18.410,53 euro (in plaats van 14.839,03 euro wat we hen bij het eerste gesprek aanboden).
Er wordt dus een hogere grondwaarde per m² aangeboden, weliswaar niet de volle waarde van bouwgrond die zij vroegen, en bovendien wordt hen een bedrag aangeboden voor de compensatie van de minwaarde voor het resterend gedeelte (dus het deel dat niet onteigend wordt). Waarschijnlijk zal dat voor inneming 4 ook niet voldoende zal zijn, maar misschien kunnen de eigenaars van innemingen 2 en 3 toch overtuigd worden. Zij krijgen het dubbele aangeboden van wat hen eerst werd aangeboden. Risico is dat bij de gerechtelijke procedure de gemeente niet meer kan terugkomen op die bedragen, wat de gemeente heeft aangeboden, daar zal de rechtbank waarschijnlijk niet van afwijken. Dit verhoogde aanbod uiteraard onder voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad.
Concrete vervolgstappen:
Aan het college wordt gevraagd of men kan akkoord gaan met een aanbod zoals voorgesteld volgens de berekening in deze collegenota, dat wil zeggen:
Het college besluit om niet akkoord te gaan met een aanbod zoals voorgesteld volgens de berekening in deze collegenota, en wil enkel akkoord gaan met het voorstel van landmeter J. Vermeiren: