Door haar ligging en goede ontsluiting fungeert Zwijndrecht binnen de Vlaamse context als ideaal verdichtingsgebied.
Tegelijk stelt de gemeente zich tot taak binnen de grenzen van haar grondgebied een duurzaam evenwicht te bewaken tussen private bebouwde ruimte enerzijds, en kwalitatieve publieke ruimte, open ruimte alsmede de ontwikkeling van een duurzaam ecosysteem doorheen de gemeente anderzijds.
De gemeente Zwijndrecht behoort sedert 2009 tot het grootstedelijk gebied Antwerpen. Vanuit die optiek dient de gemeente een deel van de bevolkingsgroei op te vangen. Deze doelstelling werd reeds aangekondigd in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, dat in navolging van het provinciaal ruimtelijk structuurplan een gemiddelde densiteit van minstens 25 woningen per hectare nastreeft.
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is sprake van een stedelijke woondichtheid vanaf 25 woningen per hectare. Globaal overstijgt de huidige tendens in woonontwikkeling deze densiteit ruimschoots, waardoor de verstedelijking zichtbaar toeneemt.
Terwijl kwalitatieve verdichting op daarvoor geschikte locaties aangewezen is, wenst Zwijndrecht tegelijk de identiteit, ruimtelijke structuur en belevingswaarde van de dorpskernen te bewaren en te versterken. Ook vanuit klimaatoverwegingen dient een evenwicht te worden nagestreefd.
Enerzijds kan de klimaatverandering een halt worden toegeroepen mede door de bundeling van wonen in (voor)stedelijke gebieden (“klimaatmitigatie”) en tegelijk moeten deze (voor)stedelijke gebieden het hoofd kunnen bieden aan de gevolgen van de klimaatverandering, zoals extreme droogte, wateroverlast en hittestress (“klimaatadaptatie”).
Het bevolkingsaantal van Zwijndrecht zal de komende jaren verder toenemen. Deze bevolkingstoename, in combinatie met demografische en maatschappelijke ontwikkelingen (gezinsverdunning, vergrijzing, vergroening), zal de druk op en de verwachtingen met betrekking tot het openbaar domein doen toenemen.
De gemeentelijke overheid beschikt over een breed gamma aan bevoegdheden om het woon- en ruimtelijk beleid te regelen. Bijgevolg beschikt zij ook over een breed gamma aan verplichtingen en taakstellingen die van haar worden verwacht door andere overheden en de bevolking.
In de hierboven geschetste veranderende context moet het gemeentelijk ruimtelijk beleid tegemoetkomen aan onder meer de volgende taakstellingen, uit te werken in concrete projecten en gebiedsgerichte ontwikkelingen, om ruimtelijke kwaliteit en een duurzame woonomgeving te realiseren:
Conform art. 75 van het Omgevingsvergunningsdecreet kan de vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een omgevingsvergunning lasten opleggen, die hun oorsprong vinden in het voordeel dat de begunstigde uit de vergunning haalt, en in de bijkomende taken die de overheid door de uitvoering van deze vergunning op zich dient te nemen.
Deze taakstellingen kunnen onder meer betrekking hebben op de verwezenlijking of de renovatie van groene ruimten, ruimten voor openbaar nut of infrastructuur met het oog op een verbetering van de mobiliteit. De voormelde taakstellingen zijn hiermee in lijn. De redelijke verhouding tussen de bijkomende taakstelling voor de gemeente en het voordeel dat de begunstigde uit de vergunning haalt dient steeds concreet bepaald te worden op basis van het voorliggende project. Het reglement voorziet hiervoor een uniform en kenbaar toetsingskader, op basis waarvan rechtstreeks toepasbare, forfaitaire lasten kunnen worden voorzien.
Bij voorkeur wordt de realisatie van de genoemde bijkomende taakstelling als stedenbouwkundige ontwikkelingslast in natura gerealiseerd of opgelegd bij de omgevingsvergunning.
Niet alle bouwprojecten lenen zich echter tot dergelijke realisatie in natura. Specifiek voor deze projecten is het aangewezen om te beschikken over een kader en een systematiek voor het opleggen van een financiële stedenbouwkundige ontwikkelingslast bij de vergunningverlening van woonprojecten, als bijdrage tot de realisatie van voormelde taakstellingen.
Dit reglement heeft enkel betrekking op de bijkomende, generieke taakstelling zoals hoger geschetst. Concrete projecten kunnen daarnaast ook specifieke bijkomende taakstellingen met zich meebrengen. Zo kunnen per project specifiek steeds aangepaste of andere bijkomende lasten in natura worden opgelegd, zoals de aanleg en kosteloze overdracht van openbare nutsvoorzieningen, wegenis, openbaar groen, recreatieve inrichting e.d..
De totale last staat steeds in verhouding tot de grootte en de impact van het project daar deze volgens bovenvermelde doelstellingen ten gunste is van de woon- en leefkwaliteit, direct of indirect, van het specifieke bouwproject, de verkaveling en/of de ruimere omgeving.
Bij de toekenning van de stedenbouwkundige ontwikkelingslast worden de grootte van het bouwproject (aantal woongelegenheden) en de densiteit (aantal woongelegenheden per hectare) in rekening gebracht.
Op 24 mei 2023 keurde het Vlaams Parlement het Instrumentendecreet goed. Het decreet werd op 3 juli 2023 gepubliceerd in het Belgisch Staatblad.
De bepalingen rond stedenbouwkundige lasten treden in werking op 1 januari 2024, vanaf dan is er o.a. een stedenbouwkundige verordening noodzakelijk bij het opleggen van financiële lasten.
Instrumentendecreet
Het college beslist over te gaan tot de opmaak van een stedenbouwkundige verordening: stedenbouwkundige last: ruimtelijk rendement.