Bij de uitvoering van de wijzigingsbeslissing werden we er door de juridische dienst van Schaubroeck op gewezen dat een terugwerkende kracht in dit geval strikt genomen niet mogelijk is. Weliswaar is het nieuwe BVR RPR (dat de opening laat voor de wijziging die we hebben doorgevoerd) al een tijdje van kracht, maar dit BVR i.v.m. de RPR legt de bepaling niet dwingend op. Cfr Schaubroeck dient volgende redenering gevolgd te worden:
"Zoals reeds gezegd is de juridische basis voor het toekennen van een hogere gegarandeerde minimale salarisverhoging de lokale RPR zelf. Bijgevolg zal dit ons inziens pas kunnen toegepast/toegekend worden vanaf het moment dat dit effectief is opgenomen in de lokale RPR."
Op basis van de stelling van de juridische dienst wordt daarom voorgesteld om geen terugwerkende kracht te voorzien en artikel 2 van het besluit van 12/12/2023 betreffende de wijziging rechtspositieregeling te schrappen. Ter info: deze wijziging is op dit moment van toepassing op 3 personeelsleden.
BVR 20.01.2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen
Het besluit van 12/12/2023 met betrekking tot de wijziging RPR wordt gewijzigd. Artikel 2 (terugwerkende kracht voor de bepalingen aangaande het minimale bevorderingscomplement) wordt geschrapt.