Samenvatting van dit bodemsaneringsproject:
In het finale BBO is aangegeven dat er een aanzienlijke vuilvracht aanwezig is in het oppervlaktewater en sedimenten van de Palingbeek, én dat er saneringsnoodzaak is voor deze PFAS-verontreiniging in oppervlaktewater en sediment. Om de toestroming van PFAS via het oppervlaktewater én sedimenten van de Palingbeek naar de Schelde toe te verminderen is het daarom aangewezen om alvast het aanwezige met PFAS verontreinigde slib te ruimen en op gepaste wijze te verwerken in afwachting van het gefaseerde BSP dat tegen 1 december 2024 moet ingediend worden voor de zone Palingbeek en Blokkersdijk.
Dit gefaseerd BSP betreft dan ook enkel de ruiming van het slib in het ganse traject van de Palingbeek waterloop, vertrekkende vanaf de Canadastraat tot aan de monding in de Schelde. De sanering van de oevers en omliggende delen van de Palingbeek maakt geen onderdeel uit van dit gefaseerd BSP. De doelstelling van dit BSP is om het verspreidingsrisico van PFAS-houdend slib dat in suspensie gaat naar de Schelde toe te stoppen en zo de PFAS-vuilvracht via deze weg naar de Schelde te verminderen.
Voor het eerste deel van het Palingbeek traject zal in den droge gegraven worden, door het tijdelijke afdammen van werksecties en overpompen van het oppervlaktewater. Voor het laatste deel, waar de waterloop veel breder is, zal het slib ‘nat’ opgegraven worden omdat het volledig droogzetten van deze sectie niet mogelijk zal zijn. Daarnaast zal ter hoogte van dit traject op de oever een tijdelijke werfweg aangelegd moeten worden om veilig te kunnen werken.
Het haalbaarheidsonderzoek heeft ook aangetoond dat tijdelijke ontwatering in of nabij de Palingbeek vereist is alvorens het slib over de openbare weg kan vervoerd worden. Een dergelijke eerste ontwatering kan gebeuren in de bedding van de Palingbeek voor het traject ten zuiden van de 3M-site en de Blokkersdijkvijver, waar de Palingbeek een beperkte breedte kent en het slib meer zandhoudend is en dus ‘snel’ ontwatert. Voor het laatste traject, ten oosten van Blokkersdijk en ten westen van de tunnelmond naar de Scheldetunnel waar het slib veel fijner is en dus trager ontwatert, is ontwateren in de bedding niet mogelijk en is een tijdelijke lagunering vereist. Het water dat vrijkomt ter hoogte van deze tijdelijke lagunering wordt gezuiverd via een tijdelijke waterzuivering en zal na behandeling geloosd worden in de Palingbeek.
Wat de planning betreft, is geschat dat het ruimen van het slib circa 3 maand zal duren, de werfinrichting voorafgaand en de demobilisatie na de werken worden telkens op circa 1 maand geschat, wat neerkomt op totale duurtijd van 5 maanden. Voorafgaand aan de sanering van het slib zal een kruidruiming gebeuren in opdracht van de beheerder van de waterloop. Deze kruidruiming maakt bijgevolg geen deel uit van dit BSP, en wordt normaal gezien uitgevoerd in de periode september – december. Samen met de beheerder zal de planning voor de kruidruiming zo uitgewerkt worden dat deze sedimentsanering kan starten kort na de conformverklaring.
De gemiddelde concentratie voor som PFAS bedraagt circa 200 μg/kg ds voor de oevervegetatie. In rietstalen, genomen in de bedding van de Palingbeek, bedraagt de concentratie som PFAS 1500 μg/kg ds. Hierbij is PFOS de belangrijkste component. Op basis van bovenstaande resultaten is het aangewezen om tijdens de kruidruiming, uitgevoerd door de beheerder van de Palingbeek, een gepaste afvoer van de verontreinigde vegetatie te voorzien.
Omwille van de nabijheid van een Vogelrichtlijngebied (Blokkersdijk) en een Habitatrichtlijngebied (Schelde-estuarium) heeft Sertius een Verscherpte Natuurtoets_Voortoets uitgevoerd wat is toegevoegd in Bijlage 6. Hierbij is het aantal transportbewegingen ingeschat op basis van het volume te verwijderen slib. Rekening houdend met een massa van 23.400 ton slib en gewichtsverlies ten gevolge van de gedeeltelijke in-situ ontwatering worden circa 900 vrachten van 20 ton verwacht. Dit komt neer op 1.800 transportbewegingen gedurende de saneringsperiode van circa 3 maanden. Per vracht slib worden 4 lokale transportbewegingen met een dumper voorzien voor een totaal van 3.600 bewegingen. De totale emissie voor het project, met inbegrip van transport en kraanbewegingen voor de ruiming wordt geschat op 9.000 voertuig bewegingen van zwaar verkeer. Als dit aantal afgetoetst wordt ten opzichte van de aantallen die vermeld worden in de tabel 3 van het VITO-rapport ‘Voertuigemissies en de minimis-normen: een analytische benadering voor wegverkeer’, kan vastgesteld worden dat dit aantal voertuigbewegingen enkel een betekenisvolle impact kan veroorzaken wanneer die bewegingen plaatsvinden op een weg die doorheen een habitattype met kritische depositiewaarde van 6 of 8 kg N/ha.j. Dit type komt ter hoogte van het projectgebied en in de ruime omgeving nergens voor en wordt ook nergens nagestreefd. Er kan bijgevolg besloten worden dat dit aantal voertuigbewegingen ter hoogte van de omliggende speciale beschermingszones een impactscore veroorzaakt die beduidend lager is dan 1 % en op vlak van vermesting en verzuring niet als betekenisvolle impact kan beschouwd worden. Deze bijdrage is dermate laag dat er ook ter hoogte van het VEN-gebied Blokkersdijk geen impact van vermesting en verzuring te verwachten is.
Bemerkingen bij dit bodemsaneringsproject:
Openbaar onderzoek:
Het openbaar onderzoek over dit BSP liep van 26 juli tot en met 24 augustus 2024. Er werden twee bezwaren ingediend. De Ovam zal bij de beoordeling van dit BSP ook de ingediende bezwaren bespreken en evalueren.
Het eerste bezwaar suggereert o.a. een aantal acties en aanvullingen:
De tweede bezwaarindiener stelt vragen rond o.a. de wettigheid, de volledigheid de onderzoeksstrategie, het wettelijk normenkader van dit BSP.
Het college erkent de onderbelichting van onder meer de impact op ecologische waarden (Habitatrichtlijngebied, Ven-gebied, weinig concrete compensatie, e.d.), zoals aangehaald in bezwaarschrift 2. Dit zou veel beter kunnen. De slibruiming is echter uitermate dringend, ook al betreft het slechts een tijdelijke maatregel vóór definitieve sanering. De tijdelijke lagunering voor sediment uit traject 4 moet met de grootste voorzichtigheid en respect voor Blokkersdijk gebeuren.
Zoals ook het CBS eerder in zijn adviezen over de BBO’s heeft aangestipt, dienen tal van onderzoeksdaden nog gesteld te worden (UC-PFAS en PFAS-precursoren, onder meer). Hoewel ook dit zonder verwijl moet gebeuren, mag dit de slibruiming niet in de weg staan, gelet op het verspreidingsrisico.
Het CBS vraagt na elke sanering, zoals in dit geval de slibruiming, een langdurige monitoring van PFAS-concentraties in sediment, grondwater, oppervlaktewater en biota om de effectiviteit van de sanering op lange termijn te beoordelen en recontaminatie te detecteren.
De ruiming van het slib in de Palingbeek zal een betere doorstroming en versnelde afvoer van hemelwater richting de Schelde teweegbrengen. Er dient te worden nagegaan of dit ook meer stroomafwaartse verspreiding van PFAS-componenten veroorzaakt. Gepaste maatregelen dienen te worden genomen om dat tegen te gaan.
De bezwaren die binnen de termijn van het openbaar onderzoek werden ingediend, zullen te gronde door de Ovam behandeld worden.
Op basis van bovenstaande gegevens stelt de dienst Leefomgeving voor om een voorwaardelijk gunstig advies te verlenen voor gewijzigd tweede gefaseerd bodemsaneringsproject, mits volgende voorwaarden worden opgelegd in het conformiteitsbesluit:
Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming
Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming
Het college neemt kennis van de nota van de dienst Leefomgeving over het gewijzigd tweede gefaseerd bodemsaneringsproject Palingbeek.
Het college verleent een gunstig advies, mits volgende voorwaarde wordt opgenomen in het conformiteitsbesluit: