Op 22 december 2023 heeft ERM het volledige beschrijvend bodemonderzoek (BBO) ingediend voor de 3M-site in Zwijndrecht en de omgevende gebieden voor de PFAS-verontreiniging ten gevolge van de (historische) bedrijfsactiviteiten op de 3M-site in Zwijndrecht. In dit BBO is de aard en omvang van de PFAS-verontreinigingen onderzocht op en rond de 3M-site in het vaste deel van de aarde, het grondwater, het oppervlaktewater, sediment en het vaste deel van de waterbodem van belangrijkste waterlopen in het onderzoeksgebied. De PFAS-verontreinigingen op en in de directe omgeving van de 3M-site zijn gekarakteriseerd als voornamelijk PFOS en zijn precursoren, en zijn gerelateerd aan voormalige productieprocessen van 3M Belgium in Zwijndrecht.
Binnen het BBO-projectgebied is een afbakeningscontour ‘richtwaarde’ voor PFOS (3 μg/kg ds) bepaald voor het vaste deel van de aarde.
Op 20 februari 2024 heeft de OVAM zich via haar schrijven met referentie BB-BEDR-BVG-20240071596 akkoord verklaard met de bevindingen van het finale BBO, en de perimeter vastgelegd waarbinnen de saneringsplicht op 3M Belgium rust.
OVAM heeft 3M aangemaand voor de opmaak van een eerste gefaseerd BSP voor het woongebied ten zuiden van de E34 dat prioritair moet aangepakt worden om het humaan-toxicologische risico weg te nemen.
Binnen het projectgebied is een saneringszone vastgelegd die de feitelijke terreinen omvat waarop de saneringsactiviteiten beschreven in dit gefaseerd BSP betrekking hebben. De saneringszone bestaat uit onverharde delen van percelen met een woonfunctie en de onverharde delen van terreinen met een recreatieve functie waarbij de focus ligt op spelende kinderen.
Onderhavig rapport is het eerste gefaseerd BSP. Het projectgebied van dit BSP ligt binnen het zuidelijke deel van de PFOS-contour voor het vaste deel van de aarde, met name het deel ten zuiden van de E34, met uitzondering van de gekende zone 1A die deel uitmaakt van een eerder conform verklaard BSP. Het voorliggende gefaseerd BSP beschrijft niet de sanering van het grondwater, dat zal in een volgend gefaseerd saneringsproject worden opgenomen.
Het doel van de bodemsanering is gericht op het opheffen van het humaan-toxicologisch risico, dat uitgaat van de PFAS-verontreiniging in het vaste deel van de aarde, door het wegnemen van de blootstellingspaden naar de receptoren, in dit geval de mensen die wonen op de percelen en eieren eten van kippen met vrije uitloop in de eigen tuin, in mindere mate ook omwille van het eten van groenten en/of fruit eten uit eigen tuin.
Met het oog op het selecteren van de meest geschikte saneringstechniek, heeft ERM varianten uitgewerkt voor gebieden met woonfunctie enerzijds en voor gebieden met een recreatiefunctie anderzijds waarbij de focus ligt op spelende kinderen die in contact kunnen komen met de grond waarop ze spelen binnen het projectgebied van dit gefaseerd BSP. Voor beide gebieden heeft ERM de verschillende varianten, zoals voorgeschreven, afgewogen met de multicriteria analyse (MCA).
Gebieden met woonfunctie
Volgende bodemsaneringsvarianten werden geselecteerd:
De weerhouden saneringsvariant (variant C) is het saneren van de moestuin, en een eventuele kippenren door het verwijderen van de PFAS-houdende grond tot een maximale diepte van 70 cm.
Voorafgaand aan de werken zal een plaatsbeschrijving gebeuren, samen met de uitvoering van een boring op het perceel met staalname van de toplaag (0-0,3 m-mv) en de diepere lagen (50 cm-mv en op 70 cm-mv). Indien in het topstaal de PFOS-bodemsaneringsnorm type III voor moestuinen van 3,8 μg/kg ds niet wordt overschreden, zal het perceel niet gesaneerd worden. Wordt in de toplaag de bodemsaneringsnorm type III (3,8 μg/kg ds) overschreden dan zal de toplaag worden afgegraven tot op de diepte waarop de PFOS-richtwaarde van 3 μg/kg ds wordt bereikt, met een maximale diepte van 70 cm.
Na uitvoering van de sanering kan het gesaneerde deel van de tuin weer als moestuin worden gebruikt. Kippenrennen worden niet meer hersteld, de gesaneerde zone zal worden hersteld tot moestuin of gelijkaardig in overleg met de eigenaar. De geldende ‘no regret’ maatregelen en gebruiksadviezen voor grondwater blijven gelden.
Gebieden met recreatiefunctie
De recreatiegebieden in de saneringszone omvatten enkele voetbalterreinen, de jeugdbeweging terreinen, de openbare speeltuinen, de kinderdagverblijven, de private of openbare kinderopvang en naschoolse kinderopvang.
Voor recreatieterreinen waar kinderen spelen en contact met de grond niet vermeden kan worden, is een leeflaagsanering voorzien. De weerhouden saneringsvariant (variant A) is het verwijderen van de verontreinigde grond tot een diepte van 30 cm. De ontgraven grond wordt vervangen door schone, kwaliteitsvolle grond.
Deze leeflaagsanering heeft als doel het rechtstreeks contact tussen de verontreinigde grond en spelende kinderen te vermijden.
Rekening houden met deze hoeveelheid, de complexiteit van deze werken in een woonomgeving, en de onzekerheid naar voldoende capaciteit voor afvoer van verontreinigde grond en aanvoer van schone grond/teelaarde, is de duurtijd van de werken ruwweg ingeschat op 3 tot 4 jaar.
Voor particuliere tuinen met een uitzonderlijke grootte, waar meerdere functies door elkaar lopen, of waar een semi-openbare functie aanwezig is zoals bv. een kinderboerderij of samentuinieren is het wenselijk dat de mogelijkheid geboden kan worden om af te wijken van de weerhouden variant en een oplossing op maat van een dergelijke tuin uit te werken, waarbij ook rekening kan gehouden met de effectieve aanwezige vuilvracht (dit kan van toepassing zijn op de Natuurtuin Delant of de boerderij van De Blauwe Hoeve).
Werfinrichting en organisatie
Er dient een algemene werfinfrastructuur opgezet te worden voor de uitvoering van dit BSP.
Er wordt jaarlijks een tussentijds rapport aan de Ovam overgemaakt.
Opmerkingen over dit bodemsaneringsproject:
Globale bemerkingen
Het voordeel voor de saneringsplichtige, die binnen afzienbare tijd een boekhoudkundige streep kan trekken onder zijn verantwoordelijkheden, weegt niet op tegen de optelsom van individuele dilemma’s en de vele openstaande vragen (lopende onderzoeken naar sanerings- en stabiliseringstechnieken, beperkte stortcapaciteit, …).
De voorgestelde oplossing kan hier en daar risico’s en gebruiksbeperkingen wegnemen, maar is immatuur als finaal plan van aanpak. Het bodemdecreet gaat immers verder en omhelst ook een beheersingsopgave. We verwijzen naar artikel 3, §1 van het bodemdecreet:
Het bodembeleid is het beleid gericht op een duurzaam bodembeheer waarbij tegemoet gekomen wordt aan de behoeften van de huidige generaties zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om aan hun behoeften te voldoen in gedrang te brengen. Daarvoor dient het beleid de kwaliteit van de bodem door bodemsanering en bodembescherming te verzekeren, te behouden en te herstellen, zodat onze bodems in de toekomst nog zoveel mogelijk functies kunnen uitoefenen en er nog verschillende types landgebruik mogelijk blijven.
Niet alleen is de voorgestelde sanering van woongebieden sterk afhankelijk van het huidige gebruik van percelen; het risico op onoordeelkundige of onzorgvuldige verplaatsing van verontreinigde bodem na afloop van een kortlopend saneringsproject is aanzienlijk. Daarom kan een langetermijnperspectief niet zomaar afgeschoven worden op het burgerrechtelijke luik.
Kans op succesvolle sanering beperkt.
Beperkte aanmeldingstermijn
Locatiespecifieke aanpak recreatiegebieden ontbreekt
Oplijsting en aanpak van gebieden met woonfunctie en recreatiegebieden binnen projectzone niet volledig
MCA 's niet samenhangend
Er zijn incongruenties tussen de MCA voor zone 1a en de MCA voor zone 1b en 2 met betrekking tot gebieden met recreatieve functie. Voor zone 1a gaat het dan om het Vredesbos, een terrein “waar recreatie centraal staat” (Eerste gefaseerd bodemsaneringsproject. Gebied ten zuiden van de autosnelweg E34 & 3M-fabriek Zwijndrecht – Subzone 1A – Deel aanpak humaan risico voor PFAS in de bodem. 29 juli 2022,
“De sanering van Vredesbos is enkel gericht op het kunnen blijven uitoefenen van de recreatieve activiteiten en het maximaal vermijden van humane blootstelling, namelijk via stof en directe onbedoelde blootstelling via ingestie (inname via mond) en huidcontact met de bodem.” Er wordt gekozen voor een variant B, namelijk een leeflaagsanering (70 cm) van de paden en open ruimtes in het bos. Het gaat om een variant “die zich focust op de aanpak van de blootstelling van gebruikers van het gebied, voornamelijk via stof en direct onbedoeld inslikken en huidcontact met de bodem tijdens het wandelen, fietsen of recreëren in de open gebieden. Eveneens verspreiding door stof die zich aan schoenen of banden van fietsen hecht wordt met deze sanering tegengegaan.” (p. 90).
De beperkte mogelijkheden tot stofbeheersing door begroeiing in een bebost gebied pleit inderdaad voor het ontgraven van de paden en de ‘open ruimtes’ in het bos die aansluiten de paden en die goed bereikbaar zijn. Het gaat immers om blote bodem waarop kinderen spelen (onder meer Scouts en KSA) en die kan verwaaien.
In zone 1b liggen verontreinigde recreatiezones met een beperktere PFOS-verontreiniging. Buiten de (al dan niet informele) paden zijn de terreinen grotendeels aangeplant en ingezaaid. Toch wordt hier gekozen voor een integrale leeflaagvervanging. Als dit louter een niet-risicogebaseerde voorzorgsmaatregel is, of een maatregel ter vrijwaring van toekomstige inrichtingsplannen, dan zou dit overigens ook moeten gelden voor private tuinen, want er wordt rekening gehouden met “het effectieve gebruik van het terrein, namelijk een recreatieve functie waarbij er spelende kinderen in aanraking komen met de grond.” (p. 140)
Werfzones en TOP 's
In het BSP werden werfzones en TOP’s in het BSP opgenomen, waarvan in de praktijk blijkt dat er ofwel geen vergunning voor kan worden verleend, ofwel dat er geen overeenstemming werd bereikt over het gebruik ervan. Afwijken van deze locaties, of een ongunstig advies verlenen voor dit aspect kan tot resultaat hebben dat het BSP niet conform wordt verklaard. Er dient dus een oplossing hiervoor te worden gezocht buiten het ingediende BSP.
Het houden van kippen nog steeds afgeraden
Zelfs nà sanering wordt het afgeraden om nog legkippen te houden in de saneringszone. Er wordt door 3M ook geen vervangende of nieuwe kippenren voorzien, en er wordt hiervoor een gebruiksadvies geformuleerd in het bodemattest. Dit wordt als zeer onrechtvaardig aangevoeld door zowel de gemeente als de betrokken bewoners.
Oprichting van multidisciplinaire teams
Analoog aan het BSP voor de zone 1A is het aangewezen om ook voor dit BSP een multidisciplinair team op te richten, of deze saneringsopdracht te koppelen aan het huidige multidisciplinair team voor zone 1A.
Geen oplossing op langere termijn
Dit BSP biedt een oplossing voor saneringen waarvoor nu een plan of project bestaat, maar doet geen uitspraak over wijzigingen aan toekomstig gebruik (door de gebruiker/bestemmingswijziging) bv. bestaande speelterreinen, wanneer die zouden worden heraangelegd. Ook het verkavelen / opsplitsen van gronden moet mogelijk blijven.
Ongelijkheid tussen zone 1A en zones 1B/2
Er zit een ongelijkheid in het gebruik nà sanering van percelen tussen het saneringsproject van zone 1A en dat van de overige woon- en recreatiegebieden: waar in zone 1A geen risico 's meer zijn, en geen gebruiksbeperkingen meer van toepassing zijn (MCA BSP zone 1A, p. 117), zullen bewoners in de overige zones dat niet kunnen, en gelden er permanente gebruiksbeperkingen. Minstens zou deze ongelijke behandeling moeten uitgelegd worden. Het terechte gevoel van onrechtvaardigheid kan nochtans geremedieerd worden.
Voorstel van advies:
Op basis van de geformuleerde opmerkingen stelt de dienst Leefomgeving voor om een voorwaardelijk gunstig advies te verlenen voor dit eerste gewijzigd bodemsaneringsproject, en dit gunstig advies strikt te laten afhangen van volgende bijkomende voorwaarden:
Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming
Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming
Het college neemt kennis van het gewijzigd eerste BSP percelen met woonfunctie en recreatieve gebieden ten zuiden van de E34 – deel aanpak humaan-toxicologisch risico voor PFAS in het vaste deel van de aarde, en van de nota van de dienst Leefomgeving.
Het college verleent een gunstig advies, mits onderstaande voorwaarden worden overgenomen in de conformiteitsverklaring door de Ovam: