In bijlage aan dit agendapunt wordt een toelichtingsnota gevoegd waarin wordt voorgesteld om voor alle medewerkers van Beveren Kruibeke en Zwijndrecht (zowel statutaire als contractuele) met ingang van 1 januari 2025 het publieke stelsel toe te passen . Een gemengde toepassing (personeelsleden verschillende behandelen ifv hun vorig bestuur) of een overdracht van het vakantiestelsel als 'verworven recht' is niet mogelijk. Naar analogie met Beveren (die deze aanpassing reeds eerder doorvoerden) wordt voorgesteld om in Zwijndrecht en Kruibeke met ingang van 1 januari 2025 het publieke vakantiestelsel toe te passen voor zowel contractuele als statutaire medewerkers. De berekening is eenvoudiger en makkelijker te begrijpen, houdt voor de verlofberekeningen een vereenvoudiging in en is op termijn voordeliger voor het bestuur. Als gevolg van deze aanpassing zullen contractuele medewerkers eind van dit jaar een uitbetaling ontvangen van het vorig jaar opgebouwde vakantierecht.
Het voorstel werd besproken en positief geadviseerd op het overlegcomité met de vakbonden. Toelichting en informatie aan de betrokken medewerkers wordt voorzien na de finale besluitvorming. Aan het college van burgemeester en schepenen en aan het vast bureau wordt gevraagd de volgende aanpassing rechtspositieregeling te doen :
Artikel 176.
§1. Het voltijds werkend statutair vastbenoemd personeelslid heeft recht op 35 werkdagen betaalde vakantie voor het volledig dienstjaar.
Het referentiejaar voor de berekening van het aantal vakantiedagen is het lopende kalenderjaar.
Deze regeling geldt ook voor het op proef benoemd personeelslid dat onmiddellijk voorafgaand aan de proefbenoeming, zonder onderbreking, een verlofrecht had dat berekend werd op het lopende kalenderjaar, hetzij bij het eigen bestuur, hetzij bij een ander openbaar bestuur.
§2. Een voltijds werkend contractueel personeelslid en het statutaire personeelslid op proef, dat niet onder de toepassing van §1 valt, heeft ook recht op 35 werkdagen betaalde vakantie voor het volledig dienstjaar.
Deze 35 werkdagen worden opgesplitst in 20 wettelijke vakantiedagen en 15 bijkomende vakantiedagen.
Het referentiejaar voor de berekening van het aantal vakantiedagen is het lopende kalenderjaar. Dit betekent dat het aantal vakantiedagen waarop het personeelslid effectief aanspraak kan maken, afhangt van de prestaties gedurende het lopende kalenderjaar. In het jaar van in- en uitdiensttreding wordt het aantal bijkomende vakantiedagen berekend op het lopende kalenderjaar.
De jaarlijkse vakantiedagen worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017
Rechtspositieregeling gemeente en OCMW 6 november 2008 en latere wijzigingen
Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeente- en provinciepersoneel.
Besluit van de Vlaamse Regering 20 januari 2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen
Het vast bureau keurt de voorliggende wijziging aan de rechtspositieregeling goed met ingang van 01/01/2025.
Artikel 176 van de rechtspositieregeling wordt als volgt aangepast :
§1. Het voltijds werkend statutair vastbenoemd personeelslid heeft recht op 35 werkdagen betaalde vakantie voor het volledig dienstjaar. Het referentiejaar voor de berekening van het aantal vakantiedagen is het lopende kalenderjaar. Deze regeling geldt ook voor het op proef benoemd personeelslid dat onmiddellijk voorafgaand aan de proefbenoeming, zonder onderbreking, een verlofrecht had dat berekend werd op het lopende kalenderjaar, hetzij bij het eigen bestuur, hetzij bij een ander openbaar bestuur.
§2. Een voltijds werkend contractueel personeelslid en het statutaire personeelslid op proef, dat niet onder de toepassing van §1 valt, heeft ook recht op 35 werkdagen betaalde vakantie voor het volledig dienstjaar. Deze 35 werkdagen worden opgesplitst in 20 wettelijke vakantiedagen en 15 bijkomende vakantiedagen. Het referentiejaar voor de berekening van het aantal vakantiedagen is het lopende kalenderjaar. Dit betekent dat het aantal vakantiedagen waarop het personeelslid effectief aanspraak kan maken, afhangt van de prestaties gedurende het lopende kalenderjaar. In het jaar van in- en uitdiensttreding wordt het aantal bijkomende vakantiedagen berekend op het lopende kalenderjaar. De jaarlijkse vakantiedagen worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.